Op de grote stadsvuilnisbelt aan de rand van Ulaanbaatar proberen een paar honderd straatarme kinderen en volwassenen te overleven, door bruikbare spullen en materialen uit de afvalberg te trekken en voor een paar stuivers te verkopen. Dick Wittenberg schreef in 2009 in het NRC Weekblad hierover het volgende: “De vuilnisbelt was een gigantische berg. Een weg cirkelde omhoog langs die berg. Daarover voerden vrachtwagens onophoudelijk afval aan. Honderden mensen krioelden op die berg. Als mestkevers. Azend op wat nog bruikbaar was van elke lading: ijzer, glas, karton. Snikheet was het en toch waren de meeste mensen dik aangekleed, alleen het gezicht onbedekt. Om zich te beschermen tegen ongedierte. Het wemelde van de insecten.”

De stank op de vuilnisbelt is ondraaglijk, door rottend slachtafval hangt er bijna altijd een kadaverlucht. Zodra de chauffeur de laadbak van zijn vrachtauto begint leeg te kiepen, dringen mannen, vrouwen en kinderen naar voren om als eerste iets bruikbaars uit de afvalhoop te trekken. Daarbij zijn al heel wat ernstige ongelukken gebeurd. Kinderen die niet goed uitkeken of geduwd werden en daardoor struikelden, kwamen terecht onder het neerstortende huisvuil en stikten voordat ze gered konden worden. Stichting Steppekinderen zoekt naar wegen om het lot van de kinderen op deze vuilnisbelt te verbeteren.